0512 51 01 50
Kanjerschool

Kanjerschool

Typetjes

De Kanjertraining gebruikt 4 typetjes die door middel van dieren en een gekleurd petje zichtbaar worden gemaakt. Bij elk typetje hoort een bepaald soort gedrag. Hierdoor krijgen kinderen snel inzicht in hun eigen en andermans gedrag.
Type Konijn (gele pet):
Het konijn is bang en stil. Het vindt zichzelf waardeloos en vindt dat anderen alles beter en mooier kunnen. Het konijn vindt zichzelf zielig en weet niet hoe het de problemen op moet lossen. In de training is dit de gele pet.
Type Pestvogel (zwarte pet):
De pestvogel vindt zichzelf heel goed en alle anderen waardeloos. Hij speelt de baas en vindt zichzelf stoer. De pestvogel heeft weinig respect voor anderen en zoekt het conflict op. In de training is dit de zwarte pet.
Type Aap (rode pet):
De aap is een uitslover en meeloper. Hij vindt zichzelf en anderen waardeloos. De aap is vaak te vinden in gezelschap van de pestvogel. De aap lacht anderen uit en denkt leuk gevonden te worden met grappen, vaak ten koste van anderen. In de training is dit de rode pet.
Type Tijger (witte pet):
De tijger wordt ook wel de kanjer genoemd. De tijger denkt positief over zichzelf en over anderen. Angst, agressie en humor zijn in dit type in evenwicht. De tijger lost de problemen goed op, kan gevoelens onder woorden brengen en zoekt op tijd hulp. In de training is dit de witte pet.

We maken de kinderen ook duidelijk wat het onderscheid is tussen de persoon en het gedrag. Door bijvoorbeeld de vraag te stellen: ‘Welk petje past bij hoe jij nu doet?’ koppel je het gedrag los. We zeggen ook niet: ‘Je bent een pestvogel’. We zeggen wel:‘ Je gedraagt je als een pestvogel’. Op deze manier corrigeren we het gedrag, zonder het kind het gevoel te geven dat het wordt afgewezen.

Kanjerschool

Kanjerafspraken

Bij de kanjertraining horen 5 vaste afspraken:
- We vertrouwen elkaar
- We helpen elkaar
- We werken samen
- We hebben plezier
- We doen mee

We maken de kinderen ook duidelijk wat het onderscheid is tussen de persoon en het gedrag. Door bijvoorbeeld de vraag te stellen: ‘Welk petje past bij hoe jij nu doet?’ koppel je het gedrag los. We zeggen ook niet: ‘Je bent een pestvogel’.
We zeggen wel:‘ Je gedraagt je als een pestvogel’. Op deze manier corrigeren we het gedrag, zonder het kind het gevoel te geven dat het wordt afgewezen.